Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die het geld liefheeft, wordt van het geld niet zat; en [28]wie den overvloed liefheeft, wordt van het inkomen niet [zat]. Dit is ook ijdelheid. 28. Dit vers spreekt van de onverzadelijkheid der gierigen, naar het algemene spreekwoord: Veel goeds stopt geen gierigheid. Anders: die den overvloed liefheeft zal geen inkomen hebben; dat is, die overdadig is in kostelijke klederen en huisraad. Die een grote menigte van knechts en maagden houdt, en aan andere onnodige dingen zijn geld verspilt, dien kunnen zijne renten en inkomsten niet voeden. Verg. dit met Ps.37:16.